
Jurisprudentie
AV0137
Datum uitspraak2006-01-17
Datum gepubliceerd2006-01-24
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4446 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-01-24
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4446 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Consequenties van keuze tussen buiten behandelingstelling aanvraag en afwijzing op inhoudelijke gronden bij heroverweging in bezwaar; al dan niet meenemen van gegevens en bescheiden die na het primaire besluit worden verstrekt.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/4446 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, appellant,
en
[gedaagde]j, wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 9 juli 2004, reg.nr. 04/152 Abw.
Gedaagde heeft geen verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 6 december 2005, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door R. de Vos, werkzaam bij de gemeente Haarlem, en waar voor gedaagde is verschenen mr. B.M.E. Drykoningen, advocaat te Utrecht.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Op 18 juni 2003 heeft gedaagde zich na een detentieperiode van twee en half jaar bij appellant gemeld voor een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw). Vanaf 27 juni 2003 zijn gedaagde voorschotten verstrekt tot een bedrag van in totaal € 509,--. Bij brief van 12 augustus 2003 heeft appellant gedaagde verzocht op 19 augustus 2003 te verschijnen en een aantal specifiek aangeduide gegevens over te leggen. Omdat aan dat verzoek geen gehoor werd gegeven, is gedaagde bij brief van 19 augustus 2003 nogmaals opgeroepen (voor 25 augustus 2003) en in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen. Ook op dit verzoek heeft gedaagde niet gereageerd.
Bij besluit van 26 augustus 2003 heeft gedaagde de aanvraag afgewezen op de grond dat het recht op bijstand bij gebreke van toereikende gegevens niet kan worden vastgesteld. Tevens is besloten met toepassing van artikel 80 van de Abw de verstrekte voorschotten tot een bedrag van € 509,-- van gedaagde terug te vorderen.
Bij besluit van 2 december 2003 heeft appellant het tegen het besluit van 26 augustus 2003 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft appellant onder meer overwogen dat gedaagde zelf verantwoordelijk is voor de ontvangst en tijdige afhandeling van naar zijn Gba-postadres verzonden correspondentie.
Inmiddels had gedaagde op 29 augustus 2003 een tweede aanvraag om bijstand bij appellant ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag is hem bij besluit van 28 november 2003 ingaande 29 augustus 2003 recht op bijstand toegekend naar de norm voor een alleenstaande.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het ingestelde beroep - met een bepaling inzake griffierecht - gegrond verklaard, het besluit van 5 (lees: 2) december 2003 vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Daarbij heeft de rechtbank - voorzover hier van belang - overwogen, dat appellant bij het nemen van het besluit op bezwaar ten onrechte geen rekening heeft gehouden met nadere gegevens die tijdens de bezwaarfase zijn overgelegd, dat diezelfde gegevens ertoe hebben geleid dat op de tweede aanvraag van 29 augustus 2003 positief is beslist en dat gesteld noch gebleken is dat de situatie van gedaagde op 29 augustus 2003 anders was dan op 18 juni 2003.
In hoger beroep heeft appellant zich tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd. Daartoe is - samengevat - aangevoerd dat artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de daarop gevormde jurisprudentie zich ertegen verzetten dat bij het besluit op bezwaar rekening wordt gehouden met gegevens die na het primaire besluit zijn verstrekt of bekend geworden.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad wijst er allereerst op dat appellant de aanvraag van 18 juni 2003 niet met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling heeft gesteld, maar die aanvraag op inhoudelijke gronden - en wel met toepassing van artikel 65, eerste lid, van de Abw in verbinding met artikel 7, eerste lid, van de Abw - heeft afgewezen.
Deze keuze is van belang bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre gegevens of bescheiden die ná het primaire besluit worden verstrekt alsnog in de beoordeling dienen te worden betrokken.
Naar vaste rechtspraak van de Raad, zie onder meer de uitspraak van 16 april 2002, LJN AJ9915, brengt de aard en inhoud van een primair besluit, strekkende tot het buiten behandeling laten van een aanvraag om bijstand, met zich mee dat in beginsel geen betekenis toekomt aan gegevens of bescheiden die na het primaire besluit alsnog zijn verstrekt. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien het gegevens of bescheiden betreft waarvan zou moeten worden aangenomen dat belanghebbende redelijkerwijs niet in staat is geweest om ter zake informatie binnen de gestelde (herstel)termijn te verstrekken.
Eveneens naar vaste rechtspraak, zie onder meer de uitspraak van 3 december 2002, LJN AF2953, vloeit uit de in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb neergelegde verplichting tot volledige heroverweging van het primaire besluit voort dat, ingeval de aanvraag is afgewezen op de grond dat als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de Abw het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, op een bezwaarschrift moet worden beslist met inachtneming van alle ten tijde van het nemen van die beslissing van belang zijnde feiten en omstandigheden. Dat betekent onder meer dat die heroverweging dient te geschieden op grond van alle relevante op de zaak betrekking hebbende stukken die op dat moment in het bezit zijn van het bestuursorgaan. Als op grond van die nadere stukken inmiddels het recht op bijstand wel kan worden vastgesteld dan kan die (primaire) afwijzingsgrond in bezwaar niet worden gehandhaafd.
Appellant heeft dit bij het nemen van het besluit van 2 december 2003 miskend. Door de eerder ontbrekende maar later hangende de bezwaarprocedure - weliswaar in het kader van een nieuwe aanvraag om algemene bijstand - alsnog overgelegde gegevens niet bij de beoordeling in bezwaar te betrekken, heeft appellant gehandeld in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb. Dit klemt in het onderhavige geval temeer waar ook de Raad niet is gebleken dat de situatie van gedaagde ten tijde van de eerste en tweede aanvraag om bijstand overigens wezenlijk verschilde, althans niet zodanig dat een beletsel voor bijstandsverlening aanwezig was.
Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep geen doel treft, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad ziet tevens aanleiding, met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, te bepalen dat appellant binnen zes weken na heden een nieuw besluit op bezwaar neemt.
De Raad acht termen aanwezig om appellant te veroordelen in de proceskosten van gedaagde in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,-- wegens verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Bepaalt dat appellant binnen zes weken na deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar neemt;
Veroordeelt appellant in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag van
€ 322,--, te betalen door de gemeente Haarlem;
Bepaalt dat van appellant een recht van € 414,-- wordt geheven, te betalen door de gemeente Haarlem.
Aldus gewezen door mr. R.H.M. Roelofs als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C. de Wit als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2006.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) P.C. de Wit.